Wim van der Beek

Nederlands

Elysisch verlangen

Wie op zoek gaat naar de artistieke bronnen van Marianne Benkö, komt onder meer terecht bij de sprookjesachtige herinneringen die verbonden zijn met haar Hongaarse jeugd. De kinderjaren in de onbedorven landelijke buitengebieden op veilige afstand van Boedapest waren doordrenkt met raadselachtige ontdekkingen, verborgen plekjes, geheimzinnige natuurervaringen, afspraken en complotten met bloemen, planten en dieren, gesprekken met stromende beekjes en kiezelstenen. Hoewel het eenzijdig zou zijn om die tijd te idealistisch voor te stellen, is het wel zo dat de feeërieke flora en fauna kleur gaven aan het leven van een meisje dat ontvankelijk en gevoelig was voor schoonheid en mystiek.

Nog steeds schept Marianne Benkö met zichtbaar genoegen geheimzinnige ruimten waarin het oog volledig kan verdwijnen of verdwalen. Zonder zich te bezondigen aan valse romantiek verankert de kunstenares, die tegenwoordig woont en werkt in Den Haag, in haar schilderijen bijzondere verdwijnmomenten. Daarnaast creëert zij ogenblikken van opperste gelukzaligheid en mogelijkheden tot contemplatie. Hoewel de euforische ervaringen en ontdekkingen soms de fase van extase naderen, zijn ze nooit overdreven, theatraal of onecht. Door de nadruk te leggen op de schoonheid van de natuur bereikt Benkö een vorm van evenwicht en harmonie die geloofwaardig en authentiek overkomt. Als kind leerde zij al dat ze via de gedroomde werkelijkheid kon ontsnappen aan de harde realiteit.

Thuis in Hongarije werd de fantasie aangewakkerd door oude verhalen. Passie voor muziek en belangstelling voor bijzondere stoffen en buitenissige, exotische kleding maakten deel uit van het dagelijks leven. Haar vader werkte voor een Hongaars een Italiaans atelier dat schoenen produceerde. Hij werd later docent aan de kunstacademie. Haar moeder schilderde. Dankzij dit artistieke klimaat is het leven van Marianne Benkö ondenkbaar zonder sierlijke decoraties, gedroomde vergezichten, ondoordringbare mysteries en melodieuze toonzetting. Zij groeide op tussen brokaat en fluweel en leerde al vroeg de schoonheid van de dingen op waarde te schatten.

Het Franse magazine Vogue en andere tijdschriften droegen bij aan haar smaakvorming. De kennismaking met verschillende uitingen van westerse cultuur en mode contrasteerde met de kille werkelijkheid in haar communistische vaderland. Via de betoverende werkelijkheid in de glossy bladen werd het Elysisch verlangen gevoed en aangemoedigd. Zonder droommomenten zou het leven saai en kleurloos zijn. Vanuit dat perspectief en ervaringsfeit componeert zij schilderijen waarin het altijd zomert of lente is en waarin de verrukking over onverwachte schoonheidssensaties die zich in de natuur openbaren, omarmd en gekoesterd worden. Ondanks de herkenbaarheid en nabijheid blijft de imaginaire wereld van haar schilderijen echter ondefinieerbaar en onbereikbaar.

De schilderijen van Marianne Benkö zijn in alle opzichten eigentijds. Toch lopen vanuit het heden allerlei ragfijne lijntjes naar het verleden. Zo heeft de schilderes zich de techniek van encaustiek eigen gemaakt. Die bijzondere vorm van wasschilderkunst werd al in de oudheid ontwikkeld om ervoor te zorgen dat kleuren goed bewaard blijven. In de schilderijen van Benkö draagt het inbranden van de kleuren bij aan een optimale intensivering van de sfeer. De composities krijgen er meer diepte door. De schilderes experimenteert graag. Empirisch onderzoek is een onvervreemdbaar onderdeel van het scheppingsproces. Bij voorkeur schildert zij met zelfgemaakte verf. Een mengsel van acryl en was, maar ook olieverf en tempera vormen de ingrediënten die zij proefondervindelijk op hun bijzondere eigenschappen en kwaliteiten heeft onderzocht. Ook tijdens haar opleiding aan de kunstacademie in Boedapest werden materiaalexperimenten overigens al aangemoedigd.

Bloem- en bladmotieven zijn een geliefd onderdeel van de gelaagde en doorwerkte beelden die soms in een primaire staat van ontbinding lijken te verkeren. Dat heeft alles te maken met de behoefte van de kunstenares om vergankelijkheid en verval te suggereren. In de natuur is de cyclus van opbloeien en afsterven immers een onontkoombaar gegeven. Schimmelvorming, verwering, oxidatie en andere natuurlijke processen lijken onmerkbaar in de schilderijen geïnfiltreerd te zijn. Gevallen bladeren en gepolijste kiezels, grillig gekromde stammen, nervenstructuren, ondergrondse wortelstelsels en verweerde bodembedekkers zijn exponenten van een leven dat in schoonheid sterft.

Marianne Benkö beheerst niet alleen de kunst van het componeren maar ook de finesses van het combineren en arrangeren. Zonder de organische uitstraling en het natuurlijke karakter uit het oog te verliezen verfijnt zij concrete waarnemingen. De verwijzingen naar de natuur worden daardoor naar een ander en hoger niveau getild. Herkenbare beeldfragmenten en harmonieuze kleursensaties vergroeien tot beelden die ondanks hun gesublimeerde staat niet vervreemd zijn geraakt van hun natuurlijke oorsprong. Mede door de fixatie op het intuïtieve scheppingsproces en het focussen op de dialoog met de materie dwaalt zij vrijmoedig af van de eventuele figuratieve vertrekpunten. Spelenderwijs verlegt haar aandacht zich van vlak en oppervlakte naar diepte en diepgang.

Terwijl de lijnen en vlakken zachtjes dansen en zingen, zorgt het afwisselend raadselachtige en evocatieve kleurgebruik voor neuriënde warmte en intimiteit. Verzadigd rood, felle tinten geel en zacht roze, okertinten en aardkleuren, verschillende nuances paars en kobaltblauw onderstrepen de magie van kleur. Vaak is de sfeer mediterraan en temperamentvol, maar ook oriëntaalse trekjes, byzantijnse gloed en primitieve oerbeleving worden veelvuldig opgewekt door de raadselachtige beeldtaal. Suggestieve titels als ‘Avallon’, ‘Sapho’s Pillow’, ‘Achter de duinen’, ‘Midzomernacht’, ‘Bloemen van de stilte’ en ‘Het geheim van de admiraal’ impliceren niet alleen gesluierde verwijzingen naar de bronnen, maar verraden ook de poëtische inslag van de schilderes.

Ook de doorleefde, deels gehavende en aangetaste huid van het schilderij draagt bij aan de organische uitstraling. Laag voor laag worden de collageachtige beelden opgebouwd met verf, was, stukjes textiel en papier. Benkö schildert niet alleen, maar krast en kerft ook in de verf; ze schuurt delen weg en voegt nieuwe lagen toe. Schilderen is voor haar een voortdurende en inspirerende dialoog met de materie. Het scheppingsproces wordt beheerst door een constante opeenvolging van schilderen en overschilderen, toevoegen en wegnemen, nuanceren en intensiveren.

De schilderijen van Marianne Benkö wekken de onbedwingbare behoefte om erin rond te dolen. Ze maken het oog gretig doordat ze een enorme hoeveelheid geheimzinnige informatie aandragen. Allerlei associaties duiken op vanuit het ongrijpbare en veelvormige beeldverhaal. Hongerige blikken worden bevredigd door sprookjesachtige verbeelding waarin verwijzingen naar concrete waarnemingen en gewaarwordingen voorkomen naast elementen uit klassieke beschavingen en uitheemse culturen. Bij de opsomming van verwijzingen en verwantschappen mag echter nooit vergeten worden dat de kunstenares vooral heel dicht bij zichzelf blijft en met liefde en hartstocht put uit herinneringen waar een geheimzinnige aantrekkingskracht vanuit gaat.

Meer dan ooit tevoren zoekt de schilderes in haar recente werk geheimzinnige diepte en raadselachtige ruimte. Spelonken, vage openingen, spleten in donkere rotsformaties maar ook wonderlijke, ietwat wazige onderwaterwerelden wakkeren haar fantasie aan, evenals de wuivende groenslierten in helder klaterende riviertjes. In alle gevallen fungeert het schilderij als een biotoop en als een eigen universum: een gesloten wereld waarin alles in evenwicht is en alle elementen hun eigen plek gevonden hebben. Meanderende onderwater vegetatie en weerbarstige korstmossen vertegenwoordigen twee kanten van dezelfde medaille, zoals ook de uitersten lucht, water, aarde en vuur componenten vormen die vanzelfsprekend opgaan in Benkö’s bijzondere biotoop.

Diverse experimenten met materialen en kleuren, structuur en textuur, technische oplossingen en wijzigingen in de stilistische aanpak hebben ertoe bijgedragen dat Marianne Benkö in de loop der jaren anders is gaan denken en werken. Naast die veranderingen komen er in haar schilderkunst echter ook aspecten voor die altijd gebleven zijn. Zo gaan onschuld, verwondering en schoonheid nog steeds hand in hand. Voor zover deze drie elementen ooit tijdelijk verloren mochten zijn gegaan, zijn ze met terugwerkende kracht door haar heroverd en in haar schilderijen vereeuwigd. Zelfs de ‘stadsverhalen’ (want die zijn er zeker ook!) zijn gedrenkt in natuurbeleving. Beeldfragmenten van de stad en de daarmee onverbrekelijk verbonden historie worden steeds ingebed in de ervaringen van schoonheid en verval, die zich in de natuur nu eenmaal het hevigst voordoen.

Met een mengeling van magie en poëzie spoort Benkö de kijker aan tot een visuele expeditie. Het volgen van onderbewustzijn en intuïtie is voor haar nauw verweven met het mysterie dat schilderkunst heet. Daarnaast bestaat er een directe relatie met muziek. Kleuren en vormen openbaren zich als klanken en melodieën. Literaire invalshoeken ontbreken evenmin. Al die invloeden ontmoeten elkaar in authentieke vertalingen van persoonlijke gemoedstoestanden en bijzondere gewaarwordingen. Alle impulsen van buitenaf zijn omgezet in rijkgeschakeerde, verinnerlijkte beelden. Hoe rijk de beeldtaal van Benkö ook is, onstuimig zijn haar schilderijen nooit. Het liefst laat zij zich meevoeren op golven van verbeelding.

Wim van der Beek, kunstrecensent

 

English

Elysian yearning

Whoever is in quest of the artistic roots of Marianne Benkö will indisputably arrive at the fairy-tale recollections that are incident to her Hungarian youth. The childhood years spent in the unspoiled surrounding countryside, at a sheltered distance from Budapest, were drenched with mysterious discoveries, concealed hiding-places, secretive experiences of nature, encounters and intrigues with flowers, plants and animals, dialogues with streaming creeks and pebble stones. Although it would be rather lopsided to visualise that stage in her life as being excessively idealistic, it is irrefutable that the magical flora and fauna accorded colour to the life of a little girl who was receptive and sensitive to beauty and mystic.

It still holds true that Marianne Benkö, with perceptible gratification, creates secret spaces in which the eye may completely disappear or zigzag astray. Without being guilty of false romanticism, the artist, who currently lives and works in The Hague, embeds special fading moments in her paintings. Apart from that, she conceives moments of supreme bliss and the potential to contemplate. Although the euphoric experiences and discoveries sometimes approach the phase of ecstasy, they are never magnified, theatrical or artificial. By placing emphasis on the splendour of nature, Benkö attains a form of balance and harmony that comes across credibly and authentically. As a child, she already realised that she could dodge the harsh reality through the reality she dreamt about.

At home in Hungary, the fantasy was kindled by old stories. Passion for music and curiosity for distinctive fabrics and eccentric clothing were a part of daily life. Her father worked for an Italian studio that made shoes. Later on, he became a teacher at the art academy. Her mother was an art painter. Thanks to this artistic environment, the life of Marianne Benkö is inconceivable without elegant decorations, fantasised panoramic views, impenetrable mysteries and melodious composition. She grew up between brocade and velvet and at an early age she already mastered the competence to appraise the beauty of matters at its true value.

The French magazine ‘Vogue’ and other magazines contributed to her sense of taste. The acquaintance with various expressions of western culture and fashion stood in sharp contract to the dreary reality in her communist native country. Through the enchanted reality exposed in the glossy magazines the Elysian yearning was nourished and inspired. Without flashes of dreams, life would be tedious and colourless. From that perspective and the world of her experience, she composes paintings in which the summer or spring seasons are always discernible and in which the rapture of unexpected sensations of beauty that manifest themselves in nature, are embraced and cherished. In spite of the discernability and closeness, the imaginary world of her paintings, however, remains indefinable and unapproachable.

In every respect, the paintings of Marianne Benkö are contemporary. Nevertheless, all sorts of gossamer lines run from the present to the past. In this light, she, as a painter, has mastered the technique of encaustics. That special method of the art of wax painting was already unfolded in the mists of antiquity to ensure that the paintings retain their colours. In the paintings of Benkö, the burning-in of the colours contributes to an optimal intensity of the disposition. Thus the compositions acquire more depth. The artist relishes experimenting. Empirical experimentation is an inalienable ingredient of the creative process. She favours painting with self-made paint. A mixture of acrylic and wax, but also oil colours and distemper constitute the ingredients which she has examined experimentally as regards their exceptional properties and qualities. For that matter, experiments with materials were already stimulated during her training period at the art academy in Budapest.

Flower and leaf patterns are a favoured discipline of the stratified and interlaced images that, at times, appear to be in a primary state of decay. This has everything to do with the artist’s craving to insinuate transience and deterioration. After all, in nature the cycle of blooming and mortification is an inevitable fact. Fungous growth, disintegration, oxidation and other natural processes appear to be infiltrated in the paintings unnoticeably. Fallen leaves and polished pebble stones, freakishly bent stalks and trunks, nerve structures, underground root systems and weathered creepers are exponents of a life that fades away in beauty.

Marianne Benkö not only commands the art of composition but also the ins and outs of combining and arrangement. Without losing sight of the organic aura and the natural character, she refines concrete observations. In the wake of this, the references to the countryside are elevated to another and higher level. Identifiable image fragments and harmonious colour sensations fuse into images that, in spite of their sublimated condition, have not become alienated from their natural origin. As a consequence of the fixation on the intuitive creative process and focusing on the dialogue with the subject matter, she open-heartedly strays off from the possible figurative starting points. Without any effort, her attention shifts from shallow and superficial to depth and profundity.

While the outlines and surfaces gently dance and sing, the diversified, unfathomable and evocative use of colour radiates humming warmth and intimacy. Saturated red, bright tints of yellow and mellow pink, ochre hues and earthy colours, various nuances of purple and cobalt blue underline the magic of colour. The ambience is frequently Mediterranean and high-spirited, but also minor oriental traits, Byzantine blaze and primitive prehistoric perception are frequently aroused by the puzzling, evocative language. Suggestive titles such as ‘Avallon’, ‘Sapho’s Pillow’, ‘Behind the dunes’, ‘Midsummer night’, ‘Flowers of silence’ and ‘The secret of the admiral’ not merely imply foggy references to origins, but also betray the poetic partiality of the artist.

The weathered, partially battered and tarnished crust of the painting contributes to the organic aura as well. One coat at a time, the collage-like images are shaped with paint, wax, pieces of textile and paper. Benkö not only paints, but also scratches and notches into the paint; she scours parts away and adds new coats. Painting is for her a continuously inspiring dialogue with the materials. The creative process is governed by a perpetual sequence of painting and repainting, adding and removing, nuancing and intensifying.

The paintings of Marianne Benkö incite the irrepressible desire to wander around in them. They make the eye anxious, as the paintings dispense a profusion of mysterious information. All kinds of associations emerge, emanating from the intangible and multifaceted imagery. Covetous glances are gratified by a fairy-tale imagination in which references to concrete observations and perceptions appear, besides elements stemming from classical civilisations and exotic cultures. When summarising references and affinities, however, it should never be forgotten that the artist remains extremely close to herself and extracts with affection and passion from recollections that emanate a clandestine seductiveness.

More than ever before, in her recent work the artist is in search of mysterious depth and enigmatic space. Caverns, vague openings, cracks in dark rock formations, but also curious, somewhat hazy underwater worlds stir up her fantasy, just like the swaying green strings in clear, splattering streams. In any event, the painting serves as a biotope and as a private universe: an enclosed world where everything is in balance and where all elements have found their own spot. Meandering underwater vegetation and recalcitrant lichens symbolise two sides of the same medal, just as the extremes of air, water, earth and fire as well, embrace components that self-evidently are absorbed in Benkö’s unique biotope.

Various experiments with materials and colours, structure and texture, technical solutions and alterations in stylistic approach have been a contributory factor that prompted Marianne Benkö to start thinking and working differently over the years. Apart from those particular changes, however, her paintings also reveal aspects that have always remained unchanged. In this light, innocence, astonishment and beauty still continue to go hand in hand. If and to the extent these three elements might have ever temporarily gone astray, they have been retroactively recaptured by her and they have been immortalised in her paintings. Even the ‘urban portrayals’ (as those, by all means, exist as well!) are immersed with the perception of nature. Image fragments of urban topography and its inherent indissoluble history are always embedded in the experiences of beauty and deterioration, which, quite simply, does transpire most intensely in nature.

With a medley of magic and poetry Benkö spurs the viewing public to a visual expedition. For her the pursuit of the subconscious and intuition is closely intertwined with the mystery that is called the art of painting. Furthermore, a direct relationship with music abides. Colours and shapes manifest themselves as sounds and melodies. Neither are literary vantage points lacking. All of those influences encounter each other in authentic interpretations of personal frames of mind and distinctive perceptions. All external impulses have been converted to richly varied, integrated images. However bounteous the imagery of Benkö might be, her paintings are never tempestuous. Most preferably, she lets herself drift away on waves of imagination.

Wim van der Beek, art critic